21 december 2020
ONDERDUIKEN.
En daar voor me
ligt de zee
die stijgt al van
een enkele getreurde traan,
maar niemand
die het weet.
Ik leef al weken
onder water.
Daar, waar de regen me niet raken kan en ik
mijn adem
voor mezelf kan houden.
Ik stond op dunne enkels voor haar.
Hoofd gebogen. Heel
het leven
onbegrepen
genoeg
om vergeven te worden.
Zij was zo ongelofelijk onpeilbaar.
Al waren wij met velen. Al stonden wij bij zeemansgraven,
schreiend
of verlegen zwijgend:
Het verschil in haar
is niet te meten.
Hoe hongerig zij was. Hoeveel verdriet
zij nu al heeft
verdreven.
– Malon